![]() |
Reistijdingen In 2010 hield ik tijdens mijn verblijf in Sint-Petersburg een blog bij, waar zowel het thuisfront als ikzelf veel plezier aan heeft beleefd. Nu, vijf jaar later, ga ik een wereldreis ondernemen en ga ik wederom mijn belevenissen met enige regelmaat aan het internet toevertrouwen. Het idee is dat de reis mij naar Schotland, Ierland, de Amerikaanse oost- en westkust, Canada, Australië, China en Mongolië voert, maar ik stel de route gaandeweg vast, dus wie weet waar ik terecht ga komen. Het recentste bericht staat bovenaan. Aan RSS-feeds doe ik nog steeds niet, maar ik beschik inmiddels wel over een Facebook-account en ik zal de updates daar melden. Reageren op mijn berichten kan via Facebook en e-mail. Баяртай (bajartaj, tot ziens in het Mongools)! Auke de Vlieger |
![]() |
Wailuku, Hawaii, VS, vrijdag 31 juli 2015, 20:14 uur De vallei van Maui Dag 67. Er varen geen veerboten tussen de Hawaiiaanse eilanden; alles wordt per vliegtuig gedaan. Gistermorgen ben ik dus in een ATR 72, een modern propellervliegtuig, naar Maui gevlogen. Maui is na Oʻahu waarschijnlijk het populairste Hawaiiaanse eiland. Of misschien deelt het de tweede plek met Hawaiʻi, het grootste en meest oostelijk gelegen eiland (dat vanwege zijn verwarrende naam meestal als ‘The Big Island’ wordt aangeduid). Hoe dan ook, omdat alle Hawaiiaanse eilanden van elkaar verschillen wilde ik na Oʻahu graag nog een ander eiland bezoeken. En dat werd Maui. Vanaf Honolulu is het maar 150 kilometer en vanaf de geringe vlieghoogte heb je een prachtig uitzicht over de verschillende eilanden. Boven Oʻahu kon ik duidelijk Diamond Head zien, een grote vulkaankrater midden in Honolulu, want ook de Hawaiiaanse eilanden zijn vulkanisch zeer actief. Maui is misschien nog wel vochtiger dan Oʻahu. Het is hier nog steeds 33 graden en de lucht is strakblauw, maar de bergen – het midden van het eiland vormt een grote vallei, omringd door groene bergen – verdwijnen met hun toppen in de wolken. Het regent dan ook veel in de bergen, wat via verschillende watervallen weer naar beneden komt. Vanmiddag heb ik met een paar hostelgenoten zo’n waterval opgezocht, net buiten Wailuku (waar mijn hostel zich bevindt), waar je ook geweldig kunt zwemmen. Die bergen vormen de mooiste delen van het eiland – in het oosten van het eiland is er zelfs een nationaal park van gemaakt, Haleakalā genaamd – maar via het openbaar vervoer zijn ze moeilijk te bereiken. Met twee hostelgenoten, een Amerikaan en een Duitser, ga ik daarom de komende dagen met een huurauto naar Haleakalā en de mooie kustroutes in het oosten. De Amerikaan is een hippie van een jaar of veertig en de Duitser een 32-jarige chirurg, dus we vormen een eclectisch gezelschap, maar we delen een voorliefde voor bijzondere natuur. Afgelegde kilometers: 26.361
|
Honolulu, Hawaii, VS, woensdag 29 juli 2015, 22:23 uur Pearl Harbor Dag 65. Het klimaat op Hawaii is echt tropisch. Het is hier ‘slechts’ 33 graden maar vanwege de hoge luchtvochtigheid is het hier peentjes zweten. Perfect weer natuurlijk om een baantje te trekken in de oceaan, en daar is volop gelegenheid voor. Ik ben naar Hanauma Bay geweest, een natuurreservaat in het zuidoosten van het eiland, waar je in een prachtige baai kunt zwemmen en snorkelen tussen de tropische visjes en koraalriffen. Het bruist hier van het leven en in het kraakheldere water kun je zeeschildpadden en talloze verschillende soorten vissen zien zwemmen. Hawaii is uiteraard een toeristische vakantiebestemming, maar er zijn hier zoveel stranden, het ene nog mooier dan het andere, dat je lang niet over de hoofden hoeft te lopen. Zelfs op Waikiki Beach viel het wat de drukte betreft mee; op Zandvoort is het op een willekeurige julidag drukker. Op dinsdag is Hanauma Bay gesloten zodat de vissen en andere zeedieren zich een dag ongestoord kunnen voeden. Een soort zondag voor de visjes, geweldig toch? Die dag ben ik naar Pearl Harbor geweest, de wereldberoemde marinebasis hier op Oʻahu. Bijna driekwart eeuw geleden begon hier voor de VS de Tweede Wereldoorlog toen Japan een verrassingsaanval ondernam tegen de Amerikaanse vloot. 2500 Amerikanen lieten het leven, vier slagschepen werden tot zinken gebracht en enkele honderden vliegtuigen gingen verloren. Pearl Harbor is nog steeds een operationele marinebasis en als we het terrein oprijden passeren we een wachtpost met militairen met automatische geweren. Nog voordat je bij de kassa’s bent moet iedereen zijn tas bij de garderobe achterlaten, officieel om veiligheidsredenen, maar misschien ook wel uit commerciële overwegingen, want al het eten en drinken dat je in de loop van de dag wilt nuttigen moet je nu bij prijzige winkeltjes en eetgelegenheden kopen. Vandaag de dag is Pearl Harbor een vredig ogende baai, met als belangrijkste herinnering aan de aanval van 7 december 1941 het wrak van het slagschip Arizona, dat als zeemansgraf nog altijd op de zeebodem rust. Dwars over de Arizona, op het wateroppervlak, is een monument aangebracht, dat via een barkas te bereiken is. Omdat de vraag naar tickets hiervoor groot is en de capaciteit gering, moet je zorgen dat je vroeg aan de ticketbalie staat. Doorgaans zijn alle tickets een uur of twee na opening uitverkocht. Ik was op tijd aanwezig en kon dus nog een ticket bemachtigen. Na per barkas de kilometer naar het Arizona-monument te hebben afgelegd, kun je in het ondiepe water het wrak zien liggen. Een roestige barbette, de opening voor een geschutstoren, steekt boven het water uit. Uit de diepte komen nog altijd druppels olie omhoog, die een glimmend spoor door de haven trekken. In Pearl Harbor bevinden zich verder enkele musea, een te bezoeken onderzeeboot en het slagschip Missouri. De Missouri is een van de grootste slagschepen aller tijden, Amerika’s laatste slagschip (voltooid in 1944) en een van de weinige anno 2015 nog te bezichtigen slagschepen. Bovendien tekende Japan aan boord van dit schip zijn overgave in september 1945. Alleen als je op het dek van deze joekel staat kun je je een voorstelling maken van haar immense vuurkracht. De drie primaire geschutstorens wegen elk evenveel als een klein oorlogsschip en schieten granaten af die evenveel wegen als een kleine auto. En dat over een afstand van 40 kilometer. Morgen laat ik dit eiland, Oʻahu, achter me en vlieg ik (met zo’n leuk propellervliegtuig) naar Maui, een ander Hawaiiaans eiland. Ik ben benieuwd! Afgelegde kilometers: 26.182
|
Honolulu, Hawaii, VS, zaterdag 25 juli 2015, 20:46 uur Holiday in Waikiki Dag 61. Mijn vlucht vanuit Vancouver vertrok vroeg in de ochtend, dus midden in de nacht ben ik naar het vliegveld vertrokken. In letterlijk tien seconden was ik langs de Amerikaanse douane. Dat was in Dublin, een kleine twee maanden geleden, wel anders. De norse beambte van Homeland Security wilde toen echt van alles weten: mijn reisdoel, mijn verblijfadres, hoe ik dat adres had gevonden, hoe en wanneer ik het land weer ging verlaten, enzovoort. Het was gisterochtend behoorlijk druk, dus misschien wilde de douane wat schot in de zaak brengen, of misschien werd de boel bespoedigd door het feit dat ik onlangs nog in de VS ben geweest. Bij de gate werd omgeroepen dat er nog zitplaatsen met extra beenruimte over waren en dat geïnteresseerden zich bij de balie konden melden. Uiteraard liet ik mijn ticket maar wat graag omzetten, waardoor ik alsnog in die stoel van 120 euro kwam te zitten. Leuk! Na een kleine zeven uur vliegen begon het vliegtuig te dalen en kwamen de Hawaiiaanse eilanden in zicht. De aanblik van de bergachtige eilandjes in de diepblauwe oceaan was prachtig. Toen ik in Honolulu, de Hawaiiaanse hoofdstad, het vliegveld uitliep waande ik me meteen in een andere, zuidelijke wereld (de stad ligt op dezelfde hoogte als Mexico-Stad en Mumbai). Mijn hostel ligt in de wijk Waikiki, dat aan het bekende Waikiki Beach grenst. Iedere keer als het woord ‘Waikiki’ ter sprake komt krijg ik het nummer ‘Holiday in Waikiki’ van The Kinks in mijn hoofd, over een jongen die een reis naar Waikiki wint, maar een beetje gedesillusioneerd is als blijkt dat de bloemenkransen van plastic zijn. Dat vermoedde ik al, maar de stad voelt verder niet ‘nep’ aan. Het gebeurt niet vaak, maar het geïdealiseerde, paradijselijke beeld van Hawaii wordt helemaal bewaarheid. Het is hier warm (en vochtig) en overal in de stad zie je weelderige begroeiing. Waar je maar kijkt zie je palmbomen, bloemen en kleurrijke struiken. De lucht is helder blauw, het water turkoois-kleurig. Overal lopen toeristen met surfplanken onder hun armen, maar tegelijkertijd zie je nog behoorlijk veel inheemse Polynesiërs. Als je over straat loopt hoor je Israel Kamakawiwo'ole, waarschijnlijk de enige Hawaiiaanse artiest die enige bekendheid geniet in het Westen, uit de luidsprekers komen. En in zo’n beetje elke winkel wordt je begroet met ‘aloha’ en bedankt met ‘mahalo’. Het hostel is lekker informeel en heeft een rustige binnenplaats die deels wordt overschaduwd door een grote wilg-achtige boom. Aan een van de takken zijn een paar hangmatten opgehangen. Her en der steken de toppen van hoge palmbomen boven de gebouwen uit en vanaf de straat kan ik rechts van me een enorme berg zien, dicht begroeid met groene gewassen. Ik ben twaalfduizend kilometer van huis en zo voel ik me ook. Afgelegde kilometers: 26.043
|
Vancouver, British Columbia, Canada, donderdag 23 juli 2015, 12:18 uur Au revoir en aloha Dag 59. Ik ben weer terug in Vancouver. Gisterochtend heb ik in Victoria – echt een van de mooiste steden die ik tot nu toe heb gezien – mijn Australische, Franse en Duitse kamergenoten gedag gezegd en ben ik aan boord van een veerboot gestapt die mij in ruim anderhalf uur naar de overzijde van de zeestraat heeft gebracht. Deze route was misschien nog wel mooier dan de noordelijkere route naar Nanaimo. Met prachtig weer kronkelde het schip tussen de talloze eilandjes door. Van hostel naar hostel is het nog een behoorlijke onderneming waar je heel wat uurtjes zoet mee bent: allereerst te voet naar de bushalte, dan met de bus naar de veerhaven, met de veerboot naar Vancouver, met de bus naar het station, met de skytrain naar het centrum en tot slot te voet naar het hostel. Dan mis ik mijn autootje toch wel even. Maar ik ben goed en wel neergestreken in een rustig, sfeervol hostel in het zuidoosten van het centrum, waar ik momenteel enige reisvoorbereidingen tref. Morgen vlieg ik namelijk naar Honolulu, Hawaii! Mijn strategie bij het boeken van vliegtickets is om het allergoedkoopste ticket te scoren en dat vervolgens te gaan ‘pimpen’. Economy Class vliegen bij een prijsvechter is doorgaans niet echt comfortabel, maar daar zijn wel oplossingen voor. Bij het boeken kun je vaak geen stoel selecteren, maar als je vervolgens inlogt op de website van de vliegmaatschappij kun je wel een stoel uitkiezen. Mijn voorkeur gaat uit naar een zitplek voor de vleugels, omdat het lawaai daar minder is, en voor een paar tientjes kun je vaak een stoel bij de nooduitgang reserveren, waar je meer beenruimte hebt. Mijn vlucht van morgen – in zo’n oude Boeing 757 – heeft die optie helaas niet. Je kunt ervoor kiezen om te upgraden naar ‘Economy Comfort’, waarbij je een paar centimer meer beenruimte hebt, gratis drank krijgt en als eerste aan boord mag, maar daar tel je dan 120 euro extra voor neer. Dan liever even bikkelen en mezelf op een extra drankje trakteren op Waikiki Beach. Afgelegde kilometers: 21.531
|
Victoria, British Columbia, Canada, maandag 20 juli 2015, 22:18 uur Zonovergoten Victoria Dag 56. Openbaar vervoer is niet het sterkste punt van Canada. Treinen zijn schaars en peperduur en buslijnen zijn ook niet bepaald in overvloed aanwezig. Vanaf Nanaimo heb ik de bus terug naar de ferryhaven genomen, een paar kilometer de verkeerde kant op, en in de haven ben ik aan boord van een Greyhound-bus gestapt die mij naar Victoria heeft gebracht, de hoofdstad van Vancouver Island. Ook Victoria, gelegen in de zuidoostelijke uithoek van Vancouver Island, vormt een schiereiland. Het is een erg gezellig stadje met veel leuke straten, cafeetjes en restaurants. Het hostel, de Ocean Island Inn, is erg gezellig en heeft een eigen bar. Een van de gevels is beschilderd met een Sjisjkin-achtig bostafereel, compleet met de welbekende beertjes, dus dat is voor een slavist een leuke bonus. Ik ben het grootste deel van de dag opgetrokken met een Canadees en een Australiër die hier parttime werken. Dat blijkt een erg populaire constructie onder jonge reizigers die langere tijd in een bepaalde stad willen verblijven: 20 uur per week werken ze bij de receptie, aan de bar of in de huishouding, en in ruil krijgen ze een bescheiden financiële vergoeding en mogen ze gratis in het hostel bivakkeren. Gisteren heb ik deelgenomen aan een whale watching trip, een bootreisje waarbij je walvissen en andere zeedieren kunt spotten, waar ik via het hostel korting op kreeg. In de haven stapte ik aan boord van een zodiac, een tweemotorige rubberen speedboat. We hesen ons in een dik pak dat als reddingsvest zou dienen indien we over boord zouden vallen. Nogal warm, met 28 graden en een helder blauwe lucht, maar eenmaal op het water zou het wel behaaglijk zijn, aldus onze stuurman. Rustig loodste hij ons de haven uit. Onderweg moesten we nog even uitwijken voor een landend watervliegtuig. “Dit is een actief vliegveld, en waarschijnlijk het enige vliegveld ter wereld dat last heeft van walvissen op de landingsbaan,” grapte onze stuurman. Na twintig minuten waren we de haven uit en ging opeens het gas vol open. De boot stoof vooruit, hard naar bakboord, hard naar stuurboord – de kapitein had er duidelijk plezier in om iedereen even wakker te schudden. Met 70 kilometer per uur suisde de platbodem over het water, over de golven denderend, en na enige tijd hadden we de zuidkust van het eiland bereikt. Op een rots konden we enkele tientallen zeehonden zien liggen zonnebaden, en even verderop zwommen een paar zeeleeuwen voorbij. Niet lang daarna stuitten we op een kudde van zo’n 30 orca’s, die we geruime tijd hebben gevolgd. Het zijn majestueuze beesten die zo groot kunnen worden als onze boot. Volgens internationale regelgeving mag je de orca’s tot op 100 meter afstand naderen, maar daar hebben de orca’s zelf lak aan, en regelmatig kwam er eentje langszij om ons een eindje te vergezellen. Een hele bijzondere ervaring. Afgelegde kilometers: 21.397
|
Nanaimo, British Columbia, Canada, vrijdag 17 juli 2015, 20:13 uur De veerboot naar Vancouver Island Dag 53. “You got a looney?” vraagt de verkoper in het antiquariaat. Als ik een winkeltje met tweedehands boeken tegenkom kan ik mezelf er niet van weerhouden even naar binnen te glippen en eenmaal binnen koop ik altijd wel iets; zo ook nu. Ik kijk de man wat vragend aan; een ‘loony’ is iemand die kierewiet is. Ik moet zestien dollar afrekenen en heb de verkoper een twintigje gegeven, dus hij zal wel een dollarmunt bedoelen, en dat bedoelt hij inderdaad. De verkoper legt uit dat er een eend op de achterkant van de munt staat, en ‘looney’ verwijst in dit geval naar Daffy Duck, de eend van de Looney Tunes. En een munt van twee dollar, zo voegt hij toe, wordt ook wel een ‘two-ney’ genoemd. Het rijmt, speelt met de denominatie en verwijst naar het tweede deel van de naam ‘Looney Tunes’. Leuk gevonden. Eergisteren ben ik aangekomen in Nanaimo, een rustig havenstadje aan de oostkust van Vancouver Island. In Vancouver ben ik aan boord van een enorme veerboot gestapt die je in honderd minuten naar dit grote eiland voor de West-Canadese kust brengt. In feite krijg je voor een habbekrats een fraaie cruise door de Straat van Georgia, met alom bergachtige, beboste eilanden. In deze wateren vertoeven zomers grote aantallen bultrugwalvissen en orca’s, maar helaas, ik heb ze niet gezien. Nanaimo is een plaats van redelijk formaat en volgens mij zijn er behoorlijk wat vakantiegangers die de driehoek Vancouver-Nanaimo-Victoria-Vancouver bereizen, maar daar is niet veel van te merken. Nanaimo heeft een aantal leuke cafés, een haventje, een park en een antiquariaat, maar dat is het dan ook. Ik had meer backpackers en toeristen verwacht, en de reizigers die ik spreek – opnieuw bijna allemaal Duitsers – lijken dezelfde indruk te hebben van Nanaimo. Het hostel – ruim opgezet, schoon, mooi aangekleed, prima internet, prettige bedden – is dan ook vrij rustig. Maar zo af en toe geeft dat niet: het is een mooie gelegenheid om wat werk gedaan te krijgen, het verdere verloop van de reis te plannen (waar veel tijd in gaat zitten!) en gewoon lekker te ontspannen. Afgelegde kilometers: 21.276
|
Vancouver, British Columbia, Canada, dinsdag 14 juli 2015, 23:26 uur Duitsers, drugs en duizenden Japanners Dag 50. De ligging van Vancouver is geweldig. De stad ligt weggestopt op een schiereiland in de Straat van Georgia, een baai van de Grote Oceaan, met water aan drie kanten. Het centrum van Vancouver vormt zelf ook weer een schiereiland. Mijn hostel ligt midden in het oudste deel van het centrum en als ik vanuit het raam naar buiten kijk kan ik de haven zien. Aan de overkant van het water doemen imposante bergpieken op. Terwijl ik dit schrijf hoor ik in de haven de misthoorn van een cruiseschip loeien. Sfeervol hoor. Toen ik zaterdag in Seattle op de trein stapte begon het te regenen, en toen ik incheckte in Vancouver regende het nog steeds. Maar maandag trokken de wolken weg en onder een stralend blauwe lucht is het nu een alleszins aangename 24 graden. Mooi weer om de stad te verkennen. Drie dingen vallen onmiddellijk op. Allereerst het enorme aantal Japanners. Dikwijls zie je op straat meer Japanners dan natives. Bejaarden, zakenmannen, huisvrouwen, hele schoolklassen, dat kunnen toch niet allemaal toeristen zijn? Ik heb begrepen dat Vancouver van oudsher een populaire emigratiebestemming is voor Japanners, maar de Japanners die ik heb geprobeerd aan te spreken spraken geen woord Engels. Het mysterie blijft. Puntje twee: Het overgrote deel van de toeristen is Duits. Onze oosterburen zijn blijkbaar geobsedeerd met Canada. Overal in de stad hoor je Duits. Het hostel puilt uit van de Duitsers. Zelf kunnen de Duitsers het niet verklaren. Puntje drie: Vancouver heeft een of andere vreemde obsessie met drugs. Ik stapte zondagmorgen het hostel uit en meteen werd ik door iemand aangesproken met de vraag of ik wiet wilde kopen. Een kamergenoot vertelde mij dat hem cocaïne werd aangeboden. Je kunt de drugs ook ruiken her en der in de stad en ik kwam zelfs een winkel tegen die gespecialiseerd was in marihuana-parafernalia (inderdaad, spreek dat maar drie maal snel na elkaar uit). Het hostel is een beestenboel van jewelste. Het bevindt zich boven een café en tenzij je pas na tweeën naar bed gaat, kun je de muziek en het gelal van de stamgasten duidelijk horen. Dat is nog tot daar aan toe, daar slaap ik wel doorheen, maar de kamers zijn warm, er is geen noemenswaardige internetverbinding en het sanitair is zeer matig. Wonderlijk genoeg kreeg dit hostel een buitengewoon hoog cijfer op de boekingssite. Een centrale ligging en bier binnen handbereik is voor veel jonge backpackers waarschijnlijk het enige wat telt. Afgelopen nacht werd ik wakker doordat iemand in zijn slaap aan het zingen was. Enige tijd later ontwaakte ik door een luide dreun; een kamergenoot was uit het bovenste bed van een stapelbed gevallen. Hij was zo ver heen dat hij roerloos bleef liggen. Het zullen de drugs wel zijn. Dit hostel ga ik niet missen; gelukkig is het morgen tijd om de baai over te steken richting Vancouver Island. Afgelegde kilometers: 21.189
|
Seattle, VS, vrijdag 10 juli 2015, 23:19 uur Terug in Seattle Dag 46. Na 28 dagen, 9 staten, 13 nationale parken en 8600 kilometer ben ik weer terug in Seattle. Toen ik de auto inleverde en de medewerker van Enterprise de kilometerteller aflas, zei hij lachend “Wow! You put some miles on it!” Het was inderdaad een behoorlijke reis, maar als ik dan mijn route op een kaart van de VS naloop, lijkt het maar een bescheiden rondrit. Ook in de portemonnee tikt het niet zo aan, want 2,70 dollar per gallon, of omgerekend 63 eurocent per liter, is een buitengewoon schappelijke benzineprijs. Ik verblijf momenteel in een ander hostel dan de vorige keer dat ik in Seattle was, maar ik heb vanavond gedineerd in een Koreaans eetcafeetje hier vlakbij waar ik een maand geleden ook een keer heb gegeten. De vrouw achter de toonbank herkende mij direct. Dat vind ik leuk aan die kleinere eetgelegenheden. Ook de prijs-kwaliteitverhouding is er vaak opvallend goed. Tijdens mijn autorit kwam ik ook regelmatig restaurantjes tegen die niet aan een of andere keten toebehoorden en waar je voortreffelijk kon eten voor een lage prijs. Ergens in Utah, niet ver van park Zion, at ik een uitgebreid biefstuk-diner voor slechts 9 euro. De supermarkten daarentegen zijn opvallend duur: voor een brood betaal je rustig 2 euro en kleine broodjes of croissantjes kosten altijd zo’n anderhalve euro. In Seattle vragen ze in de kleine winkeltjes die je op elke hoek van de straat tegenkomt bijna 4 euro voor een half brood. Het vergt wat oefening om uit te vogelen wat je het beste waar kunt kopen. Etenswaren zijn in kleinere plaatsjes doorgaans goedkoper, maar benzine en luxeartikelen dan weer niet. Voor een gallon benzine betaal je op het platteland van California woekerprijzen. Iets anders dat enige oefening vergt, is fooi geven. In een motel is het gebruikelijk om een paar dollar achter te laten voor de schoonmaakster. Dat zijn altijd (zonder uitzondering!) latino-vrouwtjes die volgens mij elke dollar wel kunnen gebruiken, dus voor hen laat ik graag een fooi achter. Verder hoor je vaak dat je in een restaurant geacht wordt ongeveer 15-20 procent van de rekening fooi te geven. Het belangrijkste verschil met Nederland is dat Amerikaanse serveersters maar een zeer mager uurloon verdienen en dus afhankelijk zijn van fooien om rond te kunnen komen. Tot zover prima; je moet de fooi dus eigenlijk zien als een deel van de rekening. Vaak zeggen de Amerikanen echter ook dat de hoeveelheid fooi aangeeft hoe tevreden je bent over de service. Maar als je standaard 20 procent fooi geeft, is dat element verdwenen. Je zou er 10 procent van kunnen maken, maar het voelt raar om fooi te geven aan iemand over wiens service je niet tevreden bent. De grootste vraag is waar je de grens legt. Als je bij een kraampje een hot dog koopt, geef je de verkoper dan fooi? En als hij met de hot dog naar jouw tafeltje loopt, geef je dan fooi? Ergens las ik dat je ook de bag boy, de jongeman die in een supermarkt je boodschappen in een zakje doet, fooi kunt geven. Dan is het einde toch zoek? Op een gegeven moment ben je de hele dag met dollars aan het strooien. Vanaf nu ben ik dus weer autoloos. Morgen stap ik op de trein naar Vancouver, in het zuidwesten van Canada, wat een mooie rit belooft te worden. Afgelegde kilometers: 20.951
|
Astoria, Oregon, VS, woensdag 8 juli 2015, 22:41 uur Eventjes op Endor Dag 44. Vanaf Arcata ben ik langs de westkust noordwaarts gereden. Mijn eerste halte was het laatste nationale park van mijn road trip, Redwood National Park. Voor de term ‘Redwood’ lijkt geen Nederlandse vertaling te bestaan, als ik Wikipedia moet geloven. In de taxonomie zit de boom ergens tussen de sequoia- en cipresfamilie in. Hoe het ook zij, de redwoods zijn enorme bomen – als langste bomensoort ter wereld groeien ze tot ruim 100 meter hoogte – die duizenden jaren oud kunnen worden en hier al groeiden in de tijd van de dinosauriërs. Redwoods floreren in een erg vochtige omgeving en daarom vormt het park een lange sliert langs de kustlijn. Her en der hangt een dichte nevel in het bos, met name in Lady Bird Johnson Grove, wat het park een mysterieuze uitstraling geeft. George Lucas, de geestesvader van Star Wars, was erg gecharmeerd van de redwoods en besloot Endor, de bosmaan uit deel 6, ernaar te modelleren. Alle Endor-scènes zijn in deze regio opgenomen en als je hier rondloopt bekruipt je inderdaad een Endor-gevoel. Ook Jurassic Park II is hier trouwens gefilmd, wellicht omdat deze bomen er in het jura ook al groeiden. Eenmaal uit het park kwam de zon weer terug en ging de temperatuur weer omhoog. Ook het uitzicht over de oceaan werd een stuk schilderachtiger. Op een gegeven moment kwam ik langs de weg een bordje ‘Sea Lion Cave’ tegen. Dat klonk wel boeiend dus daar moest ik even heen. Wat blijkt, iedere zomer komen hier een paar honderd zeeleeuwen zonnebaden op de rotsen. Het grappige is dat je ze al ruikt voordat je ze honderd meter lager kunt zien; ze stinken nogal. Aan het eind van de 19e eeuw ontdekte een lokale zeeman bovendien een grote grot in de kliffen, die ook vol zat met zeeleeuwen. Enkele decennia geleden is er een liftschacht aangebracht in de rotsen, waardoor we vanuit een uithoek van de grot de zeeleeuwen in hun natuurlijke habitat kunnen zien. Momenteel verblijf ik in het havenplaatsje Astoria in het verre noordwesten van Oregon: een pittoresk, ingeslapen stadje met een mooi uitzicht over de oceaan en de rivier de Columbia. Morgen reis ik door naar Seattle en lever ik mijn auto in, waarmee een einde komt aan mijn road trip door de VS. Maar de wereldreis gaat vrolijk verder! Afgelegde kilometers: 20.648
|
Arcata, California, VS, zondag 5 juli 2015, 23:44 uur Terug naar de kust Dag 41. Ik begon mijn roadtrip bijna vier weken geleden niet ver van de Amerikaanse westkust en heb vandaag, na een flinke rondreis, daadwerkelijk de Grote Oceaan te zien gekregen. Vanaf Yosemite heb ik in noordwestelijke richting California doorkruist, waarbij ik de eerste nacht heb doorgebracht in een hostel in Sacramento. Hier werd op de avond voorafgaand aan 4 juli – de Amerikaanse Independence Day – de gelijknamige blockbuster vertoond. In deze film zit een scène waarin de president een bezielende toespraak houdt. De hostel-eigenaar deelde sterretjes uit die op dat moment aangestoken dienden te worden. De hostel-gasten waren merendeels Amerikaans en gaven hier graag gehoor aan; op het moment suprême gingen ze allemaal staan en gingen de sterretjes aan. Aan patriottisme geen gebrek hier. Na Sacramento ben ik naar Lassen Volcanic National Park afgereisd. Ik was dermate gecharmeerd van Yellowstone dat ik graag even een tussenstop wilde maken in dit ‘Yellowstone-in-het-klein’. Ook hier bevond zich ooit een vulkaan en is de bodem nog altijd vulkanisch zeer actief. Net als in Yellowstone liggen her en der in het landschap pruttelende moddermassa’s en stomende warmwaterbronnen verscholen. Het blijft bijzonder om te zien. Lassen vormt het zuidelijke uiteinde van de Cascades, de berggordel waar ook het allereerste park dat ik bezocht deel van uitmaakt, en de overeenkomsten zijn groot. Ook Lassen doet aan de Alpen denken en telt snelstromende rivieren, dennenbossen en bloemenweides. Vanwege de grote hoogte (de weg bereikt uiteindelijk een hoogte van 8500 voet, ruim 2,5 kilometer) ligt hoog in de bergen zelfs nog sneeuw. Het is er lekker koel en de kinderen van de Japanse toeristen – zeker drie kwart van de bezoekers in dit park is Aziatisch, een dergelijk percentage heb ik nog niet eerder meegemaakt – maken sneeuwpoppen en houden sneeuwballengevechten. Het is een groot contrast met het stadje waar ik de nacht heb doorgebracht, enkele tientallen kilometers verderop en meer dan 2 kilometer lager, waar het 38 graden is. Vandaag heb is dus de kust bereikt, waar het verrassend koud is: ik heb zelfs mijn jas tevoorschijn moeten halen. Ik zat al te fantaseren over een mimosaatje met een parasolletje op het strand, maar dat heeft niet zo mogen zijn. Hopelijk komt de zon gauw terug. Morgen zet ik koers naar het noorden en blijf ik de kust volgen totdat ik weer terug ben in Seattle. Onderweg ga ik nog aan één park een bezoek brengen: Redwood. Afgelegde kilometers: 19.894
|
Groveland, California, VS, vrijdag 3 juli 2015, 10:13 uur Een maand in Amerika Dag 39. Ik heb de woestijn definitief achter me gelaten. De temperatuur is gedaald tot halverwege de dertig graden, wat best prettig is na een week met temperaturen boven de 42 graden. Het gebied waar ik nu in noordwestelijke richting doorheen rijd is dicht bebost en omvat verscheidene parken en reservaten. Sequoia National Park is daar een van; via een schier oneindige kronkelweg baan je je hier een pad door de bergen, die met allerlei kleurrijke gewassen zijn begroeid. Het park staat echter vooral bekend om zijn sequoia’s, de immense coniferen die rustig duizenden jaren oud kunnen worden. In dit park staat niet de hoogste boom ter wereld, of de boom met de grootste diameter, maar wel de meest volumineuze boom ter wereld, met andere woorden, de boom die het meeste hout bevat. Er is zelfs een sequoia waar je doorheen kunt lopen: bij deze boom is een gat van 2 bij 3 meter door de stam gezaagd, waar het wandelpad doorheen loopt. Iets noordelijker ligt het park dat misschien wel het beroemdste is van allemaal: Yosemite. Hier ben ik voor drie dagen neergestreken. Je zou denken dat al die parken misschien een keer gaan vervelen, maar dat is niet het geval. Er zijn er geen twee hetzelfde. Bovendien zijn ze allemaal een combinatie van meerdere bijzondere natuurverschijnselen of ecosystemen. Het opmerkelijkste aan Yosemite zijn toch wel de ontzagwekkende verticale rotsen, die soms kilometers boven de vallei uittorenen, maar daarnaast vind je hier groene valleien, slingerende bergweggetjes, dichte bossen en grote sequoia’s. Vandaag ben ik overigens alweer een maand in de Verenigde Staten. Tijd voor een paar observaties over Amerika en de Amerikanen!
Afgelegde kilometers: 18.975
|
Archief:
Augustus 2015 | Juli 2015 | Juni 2015 | Mei 2015
Alle rechten voorbehouden / all rights reserved © Auke de Vlieger 2008-
Home